Inleiding nieuw verhaal: Achter slot en grendel

Gepubliceerd op 15 juli 2019 om 16:45

Lees hier het eerste hoofdstuk van een nieuw verhaal waar ik aan ben begonnen met schrijven. Laat me vooral in de reacties weten wat je ervan vindt!

Achter slot en grendel

In paniek ren ik door het schoolgebouw. Ik ben razend, maar vooral verward. Ik snap er niks meer van. Alle leerlingen zitten in hun lokaal, alle docenten die ik tegenkom zeggen dat ik vlug naar de les moet. Maar als ik ze probeer uit te leggen dat ik geen idee heb in welke klas ik zit, laat staan dat ik weet wat mijn rooster is, luisteren ze niet en beginnen ze tegen me te schreeuwen.

Ik haat het als dingen zo onduidelijk zijn. Op mijn vorige school ging het niet erg goed en dus stuurde mijn moeder me naar deze school. Speciaal voor kinderen met autisme, net als jij, zei ze tegen me. Ze zei dat ze alles extra duidelijk zouden maken, zodat we het allemaal beter konden volgen en niet steeds in paniek hoefden te raken. En dus werd ik vanochtend door een zeer zwijgzame taxichauffeur afgezet. Een tijdje stond ik met mijn tas in mijn handen om me heen te kijken. Misschien hingen er ergens borden met de klasindelingen erop? Maar toen ging de bel, en alle leerlingen renden vlug naar hun klas. Ik heb nog geprobeerd om er een paar aan te spreken en te vragen waar ik heen moest, maar ze negeerden me allemaal. Naar mijn idee een beetje te extreem autistische reactie, maar ik zal er misschien nog aan moeten wennen.

In elk geval weet ik nu niet meer wat ik met mezelf aan moet. In mijn hoofd is er onweer. Allerlei gedachtes vliegen door elkaar heen, proberend elkaar te overschreeuwen. Ik wil niet nog meer kwade docenten. Ik wil naar huis, maar dat kan niet. Ik weet de weg niet. Vanmiddag komt die man me weer ophalen en tot die tijd moet ik het hier zien uit te houden. Ik wil gewoon meedoen met de rest, maar waar moet ik beginnen? Hoe kom ik aan mijn rooster? Wat moet ik met al die schreeuwende volwassenen? Horen die me juist niet te helpen?

Mijn ademhaling gaat gejaagd en ik voel dat het niet lang meer duurt voordat ik in tranen uitbarst. Als ik hier midden in de gang ga huilen, wordt het alleen maar erger, denk ik. Dus kijk ik om me heen, op zoek naar de toiletten. Daar kan ik even tot rust komen en een plan bedenken. Net als ik de deur in het oog heb gekregen, komt er een streng uitziende vrouw in een wit verplegersjasje op me af. Ik kan nu echt geen mensen om me heen verdragen. Ik besluit een sprintje te trekken naar de wc. De vrouw komt achter me aan gesneld op haar tikkende hakjes, maar ik ben net sneller. Ik doe net de deur op slot wanneer zij de deurklink grijpt. Met mijn rug ga ik tegen de muur aan zitten. Ik trek mijn benen op en leg mijn hoofd op mijn knieën. Ik probeer wat uit te hijgen, maar dat lukt niet. Ik snap het nu écht niet meer. Alle mensen doen hier zo vreselijk raar!

Er wordt nog steeds aan de deur gerammeld. 'Doe open!' schreeuwt de verpleegster.

Ik zeg niks. 'Amber, kom daar nu onmiddellijk uit!' Hoe kent die vrouw mijn naam? Ik zit hier nog maar net op school, er zijn hier honderden kinderen.

'Ik tel tot drie, of anders help ik een handje.' Ik blijf zwijgen. Mijn ademhaling gaat omhoog. Angst raast door mijn lijf. 'Laat me even met rust!' schreeuw ik met schorre stem. 'Als ik zo meteen rustig ben, kom ik wel weer met je praten.' De vrouw blijft stil achter de deur, maar blijft doorgaan met rammelen aan de klink. 'Dit helpt niet!' schreeuw ik er gefrustreerd achteraan.

De vrouw stopt met rammelen. 'Oh nee?' zegt ze met ingehouden woede, 'En sinds wanneer weet jij wat goed voor je is, dan? We hebben duidelijk gemerkt dat jij dat niet weet, anders was je hier nooit geweest, toch? Of wel?'

Ze is weer even stil. Ik hoor een schurend geluid en zie een groot luik in het lage plafond boven de wc open gaan. Er steken armen doorheen die me proberen te grijpen. Er opent zich ook een luik in de deur. 'Je dacht toch niet dat je hier ergens voor ons kon vluchten, toch?' vraagt de verpleegster met een gemene grijns op haar gezicht.

De tranen rollen over mijn wangen. Waar ben ik in hemelsnaam beland...?

Ik sluit mijn ogen en laat mijn hoofd tegen de muur rusten. Ik zit net in het gebied waar de handen me van beiden kanten niet kunnen bereiken.

'Leg het me dan uit...' fluister ik.

'Hm,' zegt de verpleegster, 'zo mag ik het horen.' Ze knipt in haar vingers en de handen trekken zich terug in het plafond. 'Je hebt depressieve gevoelens, toch?' vraagt ze aan me. Ik knik, maar vraag me tegelijkertijd af waarom mijn moeder ze dat heeft verteld. 'Je moeder heeft ons ingeschakeld om je daarbij te helpen.' Nou, denk ik, fijn helpen is dit dan met al die onduidelijkheid en mensen die achter me aan zitten. 'We hebben je thuis geobserveerd via verborgen camera's en zijn tot de conclusie gekomen dat je depressieve gevoelens voortkomen uit je autisme. Omdat je niet weet hoe je moet functioneren in de maatschappij.' Of de maatschappij weet niet hoe het mij kan helpen functioneren, denk ik vermoeid. Ik loop er al tijden tegenaan dat iedereen maar moeilijk blijft doen als ik een beetje anders reageer dan gebruikelijk is.

'Al dat onduidelijke gedoe van vanochtend is in scène gezet om je reactie te kunnen peilen. En we zijn zeer geschrokken hoe extreem dat is. We zijn bijzonder blij dat je moeder je hier heeft gebracht. Je bent een groot gevaar voor iedereen. In deze instelling kun je tenminste niemand meer belemmeren.'

Een groot gevaar voor anderen? Ik vraag me af of ik niet een groter gevaar ben voor mezelf. Wat doe ik anderen nu precies aan als ik in paniek raak? Ik scheld niemand uit, ik word niet gewelddadig. Het enige wat ik doe, is me afsluiten voor een tijdje, zodat ik daarna weer rustig genoeg ben. Deze vrouw ziet het helemaal verkeerd!

Het blijft even stil. Waarschijnlijk geeft ze me de gelegenheid om deze nieuwe waarheid tot me door te laten dringen. Maar ik heb nog niet alle puzzelstukjes, ik begrijp er nog steeds te weinig van om een duidelijk beeld te kunnen vormen.

De vrouw zucht diep. 'Je begrijpt het niet, hè?' vraagt ze me. Ik schud van nee. 'Dan zal ik het nog even voor dat achterlijke autistische brein van je samenvatten.' zegt ze, 'Je gaat hier pas weg als wij dat willen.' Boem! Het voelt net alsof iemand me een enorme stomp tegen mijn ribbenkast heeft gegeven die alle lucht er heeft uitgeperst. 'Je bevindt je in de eerste en enige instelling van de wereld waar autisme wél geneesbaar is. Mensen zoals jij zijn een gevaar voor de beschaving die de mensheid heeft gecreëerd, omdat jullie anders doen en denken. Wij gaan je genezen van dat verdorde stukje in je hersenen.' Boem! Nog een klap. 'Je gaat het niet leuk vinden, maar je hebt geen keus. Je kunt beter meewerken, anders kom je hier nooit meer weg.' Boem! Boem! Boem! Ik kan dit niet aan... 'En laat één ding duidelijk zijn; dat autistische gedrag van je, dat tolereren we niet. Dit is de eerste en laatste keer dat we het door de vingers zien en je niet straffen. Dit is tevens de laatste keer dat we je dit allemaal uitleggen. Normale mensen hebben zulk soort uitleg niet nodig om rustig te blijven en jij vanaf nu dus ook niet meer.'

Het luikje wordt met een klap dichtgetrokken. Ik zak in elkaar op de vloer. Mijn tranen komen nu in lange, gierende uithalen. Hoe kan dit goed gekeurd zijn door de overheid? Denken mensen echt zo over autisten? Zien ze echt niet dat we ook goede kanten hebben, maar dat ik die van mij gewoon nog moet ontdekken? Geloofde mijn moeder écht dat dit de beste oplossing voor me was? Wie weet wat ze me hier allemaal gaan aandoen! In plaats van me te helpen mezelf te leren kennen en om te leren gaan met alle moeilijkheden, willen ze me omvormen tot heel iemand anders. Me dwingen iemand anders te worden, anders te denken, anders te doen. Dit kan toch niet echt zijn?

Ineens hoor ik een elektrische schroevendraaier. Na vier keer zoemen valt het slot van de deur en wordt die opengetrapt. De verpleegster klopt een brede man op zijn schouder als een soort bedankje. Vervolgens stapt ze de ruimte binnen. Ik heb geen puf meer om me te verdedigen, om bij haar weg te kruipen. Ik kan nergens heen, ze pakt me uiteindelijk toch wel.

Ze gaat naast me op de vloer zitten. Als vanzelf sla ik mijn armen strak om mijn borst. Ze tikt op mijn schouder. Ik krimp ineen. Aanraking vind ik vreselijk. 'Amber', zegt ze zacht, 'kijk me eens aan.' Ik richt mijn hoofd naar haar op, maar durf niet verder richting haar ogen te kijken dan haar kin. 'Kijk me aan, Amber.' zegt ze, strenger nu, 'Dit is de eerste stap. Je kent me nu al een beetje, dus moet het niet al te moeilijk zijn. Over een tijdje moet je iedereen altijd aan kunnen kijken.' Dat stelt me totaal niet gerust, maar ik kijk haar toch aan. De waarschuwing dat autistisch gedrag gestraft wordt, is nog sterk in mijn hoofd aanwezig. Mijn ademhaling gaat nog steeds met horten en stoten en de tranen rollen in stilte over mijn wangen. Ik kan het niet helpen. In plaats van me tot rust te laten komen, heeft ze het alleen nog maar erger gemaakt.

Na een tijdje in stilte in haar ogen te hebben gekeken, raak ik overstuur. Te veel prikkels, te veel informatie, te veel stress komt er op me af door haar blik. Ik kijk weg. De vrouw snuift. 'En ik dacht nog wel dat het je lukte om rustig te worden terwijl je me aankeek.' mompelt ze, 'Je bent er nog erger aan toe dan ik dacht.'

Vanuit het niets haalt ze ineens een grote spuit uit haar zak. De naald is minstens vier centimeter lang en glimt me tegemoet. Ik deins achteruit, maar hoor gelijk de armen weer uit het plafond naar beneden komen. Ik kan geen kant uit.

Ze staat op en buigt zich over me heen. 'We kunnen dit op de makkelijke of de moeilijke manier doen.' zegt ze tegen me. 'De makkelijke manier is dat je mij je arm geeft. De moeilijke manier is dat ik Bram vraag om je een handje te helpen,' ze wijst naar de forse man in de deuropening, 'maar dat voelt minder prettig en ik kan je niet garanderen dat je er geen blauwe plekken aan overhoudt. Vroeg of laat komt dit verdovende middel toch wel in je bloedbaan terecht, zodat we je kunnen verplaatsen zonder moeilijkheden en je kunnen onderzoeken. Jij mag kiezen.'

Als een angstig haasje kijk ik naar haar op. Ik zie dat ze het meent. Bram zet alvast een stap naar voren zodra hij mijn aarzeling te lang vindt duren. Vlug stroop ik de mouw van mijn linkerarm op en strek die naar haar uit. Ik knijp mijn ogen dicht. Ik slaak een zacht gilletje van schrik zodra de koude naald in mijn elleboogholte glijdt. Meteen daarna voel ik hoe de vloeistof in me wordt gespoten. Het voelt alsof mijn arm in brand staat, zo vreselijk heet. Ik voel hoe de hitte zich vanuit mijn arm zich verspreidt naar mijn rug, mijn andere arm, mijn buik, mijn benen. Ik schreeuw. Ik denk dat doodgaan zo moet voelen. Zodra de naald uit mijn arm wordt getrokken, bereikt de hitte ook mijn hoofd. Ik val met een klap op de grond, stuiptrek nog even, een laatste traan glijdt over mijn tintelende lippen en daarna voel ik helemaal niks meer...

© Rieneke Speulman. Deze tekst mag niet worden gekopieerd of op een andere wijze gedeeld worden (behalve door de link van deze pagina door te sturen) zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.


«   »

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.